maandag 24 september 2018

recensie poëziebundel Toon Tellegen - daar zijn woorden voor - Milou Visser 1A


Tellegen, T. (2007). Daar zijn woorden voor. Uitgeverij Rainbow bv: Amsterdam.


Toon Tellegen, een ware woordkunstenaar, heeft deze poëziebundel opgezet met keuzes uit eigen werk. Een goedgevulde bundel met korte teksten. Het boek is stevig en door de korte teksten lees je makkelijk door de bundel heen. Dat is fijn, want sommige gedichten zijn in mijn ogen zo vreemd geschreven, dat ik het soms nodig vind om teksten nogmaals te lezen. Veel teksten kunnen geïnterpreteerd worden zo de lezer dat wil. Dat is het mooie van de dichten van Tellegen. Ik lees veel metaforen, veel gekke, niet herkenbare poëzie en proza en dat maakt het een heel bijzonder om te lezen. Iets wat ik een jeugdige leerling toch niet snel zie doen.  

In sommige gedichten ontbreekt de rijm en zit er niet veel ritme in. Toch zijn de gedichten fijn om te lezen, en dat doe ik dan graag achter elkaar. Het blijven lezen, en teruglezen van gedichten zullen een verband hebben met dat de gedichten veelal absurdistisch beschreven staan. De woorden lijken door Tellegen menselijke aspecten te krijgen en het feit dat niet alles rijmt, maakt het nog gekker. Maar hoe gekker hoe beter, en daarin is Toon Tellegen een absolute icoon.

Hij dicht over thema’s als het leven en de dood, maakt heftige maar korte teksten over het vechten met een engel, muren die klagen, woorden die op elkaars schouders klimmen en kunnen communiceren… ‘Woorden kunnen dingen eten.’ Blz. 146. Je kunt je er nauwelijks een voorstelling van maken. En wat ik me direct afvraag is: wat zou hij bedoelen met dit gedicht? Na het boek nog een keer door gebladerd te hebben, lees ik op de eerste bladzijde (de inleiding) het volgende: ‘de poëzie van Tellegen is hartverwarmend en troostrijk. Hij benadert woorden alsof het mensen zijn. Gelukkig makend. NRC Handelsblad’. Exact wat ik zocht, hij benadert woorden inderdaad alsof het mensen zijn.    
NEE
Nee was een klein woord.
Een onbeduidend woord.
Het luisterde naar de grote woorden:
Ja, en Wij en Altijd.
Het bestudeerde kruimels van hun gedachten,
Die zij van hun tafel lieten vallen.
Het was geen dom woord.
Op een dag kroop het naar de keuken,
Klom op het aanrecht,
Greep een mes en at het op.
(woorden kunnen dingen eten.)
Het was nog steeds geen onbeduidend woord – dat nooit meer –
En het ging terug naar de kamer,
Zat onder de tafel
En luisterde. (blz. 146)
Een voor mij vrij nieuwe manier van lezen, want een dergelijke bundel las ik tot op heden niet zoals je een boek zou kunnen lezen. Een bundel las ik niet, daar haalde ik een mooi gedicht uit. En dat is iets wat ik studenten ook niet snel zie doen. Zelf geef ik les aan studenten MBO niveau 2, en wat te abstract is, wordt niet snel begrepen. Studenten van de niveaus waar theoretischer te werk wordt gegaan, zie ik dit wel gebruiken. Er zijn weinig toegankelijke teksten voor de jeugdige lezer en weinig herkenning uit de poëzie. De leerling die echt geïnteresseerd is in poëzie, zal beter in staat zijn om wat langer na te denken over de manier waarop Tellegen schrijft. Vooral het gedicht op blz. 157 is, in tegenstelling tot veel andere teksten, erg toepasselijk voor een leerling.
IK: ik weet het: het zou het mooiste zijn
Als ik onvindbaar was
En altijd maar mijzelf bleef zoeken
Hoe interessant zou dat niet zijn!
Meer ik ben zó vindbaar…
Zó voor het oprapen…

Doe het licht uit, struikel over mij! (blz. 157)

Welke leerling zou niet onzichtbaar willen zijn? Denkend dat de hele wereld naar hem/haar staart.
En zo graag zouden zij zich willen profileren, maar het liefst met een groep andere en tja, dan ben je toch wel heel vindbaar…? Iets wat je aan het denken zet, en mij als docent zeker. Misschien ligt er wel een taak voor ons als docent, want poëzie is toch eigenlijk veel te mooi om niet te lezen?  

Milou Visser.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten