donderdag 4 oktober 2018

Reactie op recensie poëziebundel “Dood-gewoon” van Chantal Aarts door Martijn Mooij


Reactie op recensie poëziebundel “Dood-gewoon” van Chantal Aarts door Martijn Mooij

Westera B. & Weve S., (2014). Dood-gewoon. Haarlem: uitgeverij J.H. Gottmer.

Terecht noemt Chantal Aarts in haar recensie van Dood-gewoon van Bette Westera en Sylvia Weve dat deze gedichtenbundel tot de jeugdliteratuur kan worden gerekend. Het bevat een verzameling originele gedichten over de dood die elk op een geheel eigen manier zijn weergegeven. Hiermee onderscheidt de bundel zich van andere gedichtenbundels. Het is bij iedere bladzijde die je omslaat weer een verrassing wat er gaat komen. Bovendien is de poëziebundel een samenhangend geheel van korte en langere gedichten, in combinatie met een beeldende opmaak, wat allemaal bijdraagt aan het overbrengen van een bepaalde boodschap.

Zoals Aarts aangeeft, spelen de illustraties een grote rol in de gedichtenbundel en zijn de kleuren gedempt. Dit beaam ik en ik zou hieraan willen toevoegen dat de opmaak van de bladzijden hierbij ook belangrijk is en dat het geheel van deze opmaak direct bijdraagt aan de boodschap van de gedichten. Zonder illustraties, kleuren en opmaak zou het boek ‘dood’ zijn. Zo staan op de pagina met het gedicht “Overal en nergens”  vijf strofen die over de vijf zintuigen gaan met als laatste regel steeds “Overal en nergens ruik/proef/hoor/voel/zie ik jou”. Doordat deze strofen verdeeld over twee pagina’s naast elkaar staan en je vijf illustraties van gezichten die horen, ruiken, proeven enz. over de bladzijden verdeeld ziet, geeft dit echt het gevoel dat degene over wie het gaat overal en nergens is. Zonder deze opmaak zouden de gedichten veel minder aansprekend zijn.


Ook geeft Aarts aan dat de flapjes in dit boek soms wat kinderachtig aandoen, zoals in een Dribbel-boek. Dit ben ik niet helemaal met haar eens, omdat dit duidelijk bedoeld is ter ondersteuning van de boodschap en om de nieuwsgierigheid te prikkelen, terwijl het bij boeken voor kleine kinderen meer gaat om het ontdekken wat er achter het flapje schuilgaat. Een voorbeeld is het gedicht “Nog niet” dat Aarts ook noemt, waar je een vlinder ziet en een gekrijte hink-stap-sprong met doorgekraste nummers, waar in het midden van de bladzijde op een flapje staat: “Lege kapstok, lege laatjes / Lege tafel, lege stoel. / Lege schriften, lege boeken. / Lege woorden, leeg gevoel/ Dode opa’s, dode oma’s / dode dieren kan ik aan. / Maar een meisje uit groep zeven / hoort nog lang niet dood te gaan. Op de achterkant van het flapje zie je een rups met de tekst “Deze rups werd nooit een vlinder / Jammer, weer een vlinder minder.” Dit past mijns inziens heel sterk bij de illustratie van de vlinder en de betekenis van het missen van een jong kind, wat vooral emotie oproept. Terecht nuanceert Aarts haar mening ook wel door te vermelden dat het “heel toepasselijk, misschien zelfs fijn” is bij dit thema. 

Een ander voorbeeld van een flapje dat een duidelijke bedoeling heeft ten opzichte van het vorige gedicht, is het gedicht “Op eigen kracht”. Je ziet op deze bladzijde een leeg bed met schoenen ernaast, in hoofdzakelijk grijze kleuren. Het gedicht beschrijft hoe een oma euthanasie heeft laten plegen: “Ze kon niet meer ontvangen / wat wij haar wilden geven. Ze trok de stoute schoenen aan / een stapte uit het leven.” Als je het flapje omslaat, zie je een heel kleurrijk geheel dat overloopt op het deel dat je op de vorige bladzijde nog kon zien. Hier gaat het over opa, die ook is overleden: “Opa is dood, al een poosje. / Dat vind ik natuurlijk niet fijn. / Maar nu heb ik wel zijn horloge, / zijn koptelefoon en zijn trein.” Dit geeft de boodschap mee dat je moet waarderen wat je nog wel hebt en niet moet blijven hangen in het verlies. Het leven gaat door.

Ik ben het helemaal met Aarts eens dat dit boek, hoewel het geschikt is vanaf 10 jaar, ook door oudere leerlingen gelezen kan worden. Heftige thema’s als zelfdoding, bijna-dood-ervaringen en moord maken dit boek ook geschikt voor adolescenten of volwassenen. Uiteindelijk laat de dood zich ook niet in een leeftijdsfase vangen.

Inderdaad is het ontbreken van de paginanummers een minpuntje, hoewel dit ook weleens zo bedoeld kan zijn, zeker gezien de veelzeggende opmaak (de drie lintjes in het midden, de bijzondere illustraties, etc.). Wellicht wil de auteur hiermee aangeven dat de dood op elke leeftijd kan voorkomen en dat je de dood niet aan kunt zien komen.

Tenslotte zou ik dit boek ook aanbevelen aan iedereen die op een eenvoudige, maar originele en aansprekende wijze de dood wil bespreken met jongeren of ouderen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten